GenAI triggert onze copyrightreflex – terecht?
Tijdens mijn recente gastcollege aan de studenten grafische vormgeving van Luca School of Arts kwam een terugkerende bezorgdheid naar boven: wat betekent generatieve AI voor hun toekomst als creatieve makers? Kunnen ze hun werk nog beschermen? Wordt hun stijl binnenkort gekopieerd door machines? En vooral: doet het recht nog wel zijn werk in dit nieuwe tijdperk?
Deze vragen zijn allesbehalve academisch. Ze raken aan de kern van een veel bredere maatschappelijke en juridische uitdaging. Generatieve AI – systemen die autonoom tekst, beeld, muziek of code produceren – is geen gewone innovatie. Het dwingt ons tot een fundamentele vraag: is deze technologie zó ingrijpend dat ons juridisch systeem niet langer volstaat? En als dat zo is, moeten we dan het auteursrecht verder uitbreiden om creatieve makers te beschermen? Of is het juist tijd om een andere weg in te slaan?
De juridische reflex bij technologische schokken
Technologie als motor voor nieuwe rechtsregels
In de juridische geschiedenis zien we dat nieuwe technologieën vaak aan de basis liggen van nieuwe rechtsdomeinen. Toen in de 19de eeuw de spoorwegen en later de auto opkwamen, ontstond er een duidelijke nood aan een eigentijds aansprakelijkheidsrecht. De opkomst van massaproductie en industriële arbeid vroeg om sociale wetgeving. En de drukpers legde de fundamenten van het moderne auteursrecht.
Deze juridische reacties gebeurden niet toevallig. Ze pasten in een bredere theorie die bekendstaat als de legal theory of technology exceptionalism: telkens wanneer technologie sociale waarden en verhoudingen zodanig overhoop gooit, ontstaat er een legitieme nood aan nieuwe juridische regels. De vraag is dus niet of het recht moet evolueren, maar wanneer die evolutie noodzakelijk is.
Is generatieve AI zo’n moment?
Generatieve AI heeft in korte tijd een enorme impact gehad op creatieve beroepen. Teksten worden gegenereerd op commando, beelden worden ‘geschilderd’ door algoritmes in seconden, muziek wordt gecomponeerd zonder noot kennis. Maar het gaat verder dan snelheid en schaal. GenAI ondermijnt het klassieke idee van menselijke creatie. Het maakt het onderscheid tussen origineel en afgeleid diffuus. Het roept vragen op over auteurschap, intentie en waarde.
In die zin is deze technologie niet zomaar een tool, maar een verschuiving van paradigma. Precies dat is wat de legal theory of technology exceptionalism benoemt: het idee dat bepaalde technologieën zó diep ingrijpen in maatschappelijke structuren, dat het recht niet langer volstaat met kleine aanpassingen, maar fundamenteel moet worden herdacht.
“Wanneer een technologie een groot aantal bestaande wetten of sociale praktijken ontwricht, kan dat een signaal zijn dat het recht een fundamenteel nieuwe benadering moet overwegen.”
Die constatering past treffend op generatieve AI. De vraag is dus niet alleen óf we juridisch moeten reageren, maar vooral hóe.
Auteursrecht als automatische reflex: een riskante keuze
Waarom auteursrecht aantrekkelijk lijkt
Voor creatieve makers voelt het logisch aan: als mijn werk zonder toestemming wordt gebruikt om een AI te trainen, dan wil ik dat kunnen verbieden, of ten minste daarvoor worden vergoed. Auteursrecht lijkt de aangewezen route. Het is het bekende juridische instrument dat exclusieve controle en economische rechten belooft.
In die context zijn de roep om “consent, credit en compensation” begrijpelijk. Het idee dat wie gebruikmaakt van andermans werk daarvoor toestemming moet vragen, bronvermelding moet geven en een eerlijke vergoeding moet betalen, sluit aan bij intuïtieve rechtvaardigheid.
Maar zoals vaak, is intuïtie niet altijd de beste juridische gids.
De copyright trap volgens Carys Craig
De Canadese professor Carys J. Craig waarschuwt in haar recente paper voor wat zij de copyright trap noemt. Haar analyse is glashelder: de instinctieve neiging om meer auteursrecht in te zetten als antwoord op AI dreigt de bal mis te slaan.
Ze beschrijft drie hardnekkige denkfouten:
“If value, then right”: het idee dat alles wat waardevol is automatisch eigendomsrechtelijk beschermd moet worden. Maar niet alles wat waardevol is, moet geprivatiseerd worden. De publieke sfeer, de commons, is minstens even belangrijk voor cultuur, innovatie en democratie.
Elke kopie is een inbreuk: de fixatie op ‘kopiëren’ in het digitale tijdperk leidt tot overregulering. Veel AI-training gebeurt via technische reproducties die geen mens ooit te zien krijgt. Het zijn geen ‘werken’ in de klassieke zin, en ze worden niet geconsumeerd. Toch worden ze als inbreuk behandeld, wat elke vorm van machine learning problematisch maakt.
Het auteursrecht beschermt de arme kunstenaar: in de praktijk blijkt het auteursrecht vooral goed voor uitgevers, platformen en beheersorganisaties. Makers zelf krijgen zelden de economische waarde die ze hopen. Sterker nog: auteurs dragen hun rechten vaak automatisch over bij publicatie.
Craig’s conclusie is scherp: wie gelooft dat meer auteursrecht een antwoord is op de dreiging van AI, loopt het risico het publieke belang op te offeren aan een juridisch model dat vooral de sterke spelers ten goede komt.
Of zoals Craig zelf het krachtig samenvat:
“Volhouden dat het auteursrecht het beste instrument is om makers en cultuur te ondersteunen, terwijl het in werkelijkheid waarschijnlijk meer kwaad dan goed doet, is een koersbepalende en kostelijke vergissing.”
Misschien is dit het moment om géén extra auteursrecht te maken
Wat zouden we wél kunnen regelen?
Als we erkennen dat generatieve AI een fundamenteel nieuw fenomeen is, moeten we ook durven kijken naar alternatieve juridische sporen.
In plaats van alles via auteursrecht te willen controleren, kunnen we ons afvragen: welke maatschappelijke problemen willen we eigenlijk oplossen?
Aansprakelijkheid: als een AI-systeem foutieve of schadelijke informatie produceert, wie is er dan verantwoordelijk? De gebruiker? De ontwikkelaar? Of niemand?
Transparantie: kunnen we afdwingen dat ontwikkelaars openbaar maken waarop hun modellen getraind zijn?
Recht op uitsluiting: kan een maker expliciet vragen om niet in trainingsdata opgenomen te worden?
Discriminatie en betrouwbaarheid: hoe zorgen we ervoor dat AI-systemen geen vooroordelen versterken of onbetrouwbare inhoud verspreiden?
Deze vragen zijn niet louter auteursrechtelijk. Ze vragen om nieuwe vormen van governance, regulering en toezicht. En net daarin speelt de EU AI Act een pioniersrol. Die richt zich op risico’s, transparantie, en verantwoordelijkheden, zonder alles in de logica van eigendom te wringen.
Waarom dat beter is voor creatieve sectoren
Het auteursrecht werd nooit ontworpen om een eerlijk of gegarandeerd inkomen voor makers te verzekeren, maar om creatie en verspreiding van werken tijdelijk te stimuleren in functie van het publieke belang. Als we echt iets willen betekenen voor kunstenaars, ontwerpers, schrijvers en muzikanten, dan moeten we andere systemen opzetten:
Verplichtingen voor platformen om bij te dragen aan sectorfondsen
Transparantie over datagebruik en modeltraining
Collectieve onderhandelingsrechten voor makers tegenover grote techbedrijven
Investeringen in kunst en cultuur, los van marktfactoren
Het recht moet ervoor zorgen dat creativiteit duurzaam en waardig kan bestaan, zonder zich blind te staren op exclusiviteit of controle.
Wat ik meeneem uit het gesprek met de studenten
De studenten van Luca School of Arts brachten vragen, zorgen, maar ook hoop. Ze willen ruimte om te creëren, om zich te laten inspireren, om zichzelf te ontwikkelen – mét technologie, niet tegen. Maar ze vragen ook respect, erkenning en bescherming.
Dat is precies waar het recht zijn kracht kan tonen. Niet door vast te houden aan oude modellen, maar door nieuwe vormen van bescherming te bieden, afgestemd op deze tijd.
Het gesprek met deze jonge makers herinnert me eraan dat recht geen doel is, maar een instrument. En dat het soms belangrijker is om lijnen te durven trekken, dan om kaders steeds opnieuw uit te breiden.
Conclusie
Generatieve AI confronteert ons met een cruciale juridische keuze: grijpen we terug naar het auteursrecht als vertrouwde reflex, of durven we breder te denken?
De legal theory of technology exceptionalism leert ons dat disruptieve technologie soms nieuw recht vereist. Maar dat betekent niet automatisch méér van hetzelfde. Het betekent nadenken over welke waarden we willen beschermen, en met welk juridisch gereedschap.
Bij consey(.legal) geloven we in een recht dat niet alleen correct is, maar ook relevant. Technologie verandert, maar rechtvaardigheid blijft ons kompas.
Wil je hierover in gesprek gaan? We helpen je graag om je juridische strategie af te stemmen op deze nieuwe realiteit. Neem contact op via hallo@consey.legal.
Geschreven door Kris Seyen, Founder & Managing Partner consey(.legal)